Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [12]dit woord [13]geraakte tot den koning van Nineve, en hij stond op van zijn troon, en deed [14]zijn heerlijk overkleed van zich; en hij bedekte zich met een zak, en zat neder [15]in de as. 12. Of, deze zaak, te weten de predikatie van Jona. 13. Dat is, drong door, kwam voor hem. 14. Of, tabbaard, rok, koninklijken mantel, of overkleed. Hetzelfde Hebr. woord wordt gebruikt van den mantel van den profeet Elia, 2 Kon.2:8, en van de Babylonische mantel, dien Achan gestolen had, Joz.7:21, en betekent anders heerlijkheid. Zie Ezech.17:8; Zach.11:3, en verg. Gen.25:25, en Ps.8:2; Micha 2:8. 15. Of, op. Zie Job 2:8.